Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AG6761

Datum uitspraak2003-06-04
Datum gepubliceerd2003-06-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers192862
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidszaak. Kennelijk onredelijk ontslag. Werkgever heeft naar het oordeel van de kantonrechter gedaan wat in haar vermogen lag om rekening te houden met de gezondheidsklachten van werknemer, maar was gelet op diens gezondheidsklachten en de aard van haar bedrijf beperkt in haar mogelijkheden tot reïntegratie.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM sector kanton, locatie Haarlem zaaknummer: 192862 datum vonnis: 4 juni 2003 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM in de zaak van: [EISER], te Leiden, hierna: [eiser], gemachtigde mr. Ch.G. Koopman, --tegen-- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KAPPÉ SCHIPHOL B.V., te Hoofddorp, GEDAAGDE, hierna: Kappé, gemachtigde mr. A.J. de Hamer. 1. Het verloop van de procedure Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen: - de dagvaarding van 19 december 2002, - de conclusie van antwoord, met producties, - het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 19 februari 2003 uitgesproken tussenvonnis, - de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 23 april 2003 gehouden comparitie van partijen en de bij die gelegenheid door de gemachtigde van Kappé overgelegde aantekeningen ter comparitie. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast: a. [eiser], geboren op [geboortedatum] en derhalve thans 55 jaar oud, is op 4 november 1974 als verkoper in dienst getreden van Kappé. b. Op de arbeidsverhouding tussen partijen is van toepassing de CAO Detailhandel in parfumerieartikelen (hierna: de CAO). c. [eiser] was werkzaam in een parfumeriewinkel van Kappé op Schiphol. d. Het laatst verdiende salaris van [eiser] bedroeg €1.831,48 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en de jaarlijkse winstdeling. e. Aanvankelijk werkte [eiser] voltijds, doch de laatste jaren gedurende 28 uren per week. f. Bij brief van 10 maart 1988 heeft Kappé -onder meer- het volgende aan [eiser] geschreven: "Verwijzend naar ons gesprek (…) in verband met uw verhoogde bloeddruk, hebben wij het volgende besloten. Indien de bedrijfsvoering dit toelaat, zullen wij trachten u zoveel mogelijk een vast dienstrooster te laten werken. (…) Tevens maken wij u erop opmerkzaam dat u in geval van een vast dienstrooster, ten onrechte een onregelmatigheidstoeslag van 25% wordt uitbetaald. Uit cou-lance overwegingen en rekening houdend met het feit dat u medewerking zult verlenen aan incidentele afwijkingen van het vaste dienstrooster, zullen wij niet staken met het uitbetalen van eerder genoemde toeslag." g. [eiser] heeft zich op 26 december 1998 arbeidsongeschikt moeten melden. h. Bij brief van 11 maart 1999 heeft de bedrijfsarts van KLM Arbo Services BV het volgende aan [eiser] geschreven: "Overwegende uw klachten, de onderzoeksbevindingen en de aanvullende medi-sche informatie, wil ik u en uw werkgever het volgende adviseren. Om medische redenen is het aan te bevelen dat u voortaan werk verricht in een rookvrije om-geving en een omgeving waar u niet in direkt kontakt komt met prikkelende gas-sen of dampen. Verder dient u plotselinge temperatuurswisselingen tot 20 gra-den Celsius zoveel mogelijk te vermijden. Tot slot is blootstelling aan een lucht-vochtigheid van meer dan 90% af te raden. (…) Met ingang van uiterlijk 22 maart 1999 acht ik u niet meer volledig arbeidson-geschikt voor uw eigen werk, doch volledig arbeidsgeschikt voor passend werk." i. Kappé heeft aan [eiser] voorgesteld met ingang van maart 1999 in een brillen-winkel in Terminal West eveneens op Schiphol te gaan werken. j. Bij brief van 22 maart 1999 heeft [eiser] aan Kappé geschreven dat hij geen andere keuze kon maken dan het aanbod te accepteren van werk in de brillen-winkel. k. De bedrijfsarts heeft over die werkzaamheden het volgende aan Kappé geschre-ven bij brief van 26 maart 1999: "Naar aanleiding van het Sociaal Medisch Overleg van 26 maart 1999 en naar aanleiding van een eerder werkplekonderzoek in1998, kan ik u mededelen dat de aan de heer [eiser] aangeboden werkzaamheden als verkoper in de brillenwin-kel Terminal West door mij als passend worden beschouwd." l. Bij brief van 7 april 1999 heeft de bedrijfsarts het volgende aan Kappé geschre-ven: "Aangezien er toch onduidelijkheid bestond over de passendheid van de aange-boden werkzaamheden als verkoper in de brillenwinkel van Terminal West, heb ik op 6 april jl. een werkplekonderzoek verricht en daarbij de functiebelasting gescoord. (…) Overwegende de belastbaarheid van de heer [eiser], (…) en in tegenstelling tot mijn brief, gedateerd 26 maart 1999, is mijn conclusie bij nader inzien dat de aangeboden werkzaamheden als verkoper in de brillenwinkel van Terminal West niet passend zijn. Klanten roken zowel in de winkel als in de directe omgeving van de winkel. Collega's roken in het kantoortje van de winkel. Al met al redenen om dit werk niet als passend te beschouwen. De arbeidsgeschiktheidsdatum per 29 maart 1999 is door mij reeds ongedaan gemaakt. Met andere woorden de heer [eiser] blijft doorlopend arbeidsonge-schikt sedert 26 december 1998." m. Sedert 26 december 1999 ontvangt [eiser] een WAO-uitkering. n. Vanaf 26 december 1999 ontving [eiser] naast die WAO-uitkering een WW-uitkering voor de resterende uren van de werkweek. o. Vanaf 3 mei 2001 is [eiser] voor 20 uren per week werkzaam bij Arboned N.V. p. Vanaf 3 mei 2001 ontvangt [eiser] geen WW-uitkering meer en ontvangt hij nog slechts de WAO-uitkering en een uitkering krachtens de WAO-gat verzekering. q. Bij schrijven van 25 maart 2002 heeft Kappé met toestemming van het CWI de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd per 21 juni 2002, welke datum na be-zwaren van [eiser] nader is vastgesteld op 1 juli 2002. 3. De vordering 3.1 [eiser] vordert betaling van €73.186,00 bruto, te verhogen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2002 tot de dag der algehele voldoening, althans betaling van een vergoeding die de kantonrechter, rekening houdende met de kennelijke onredelijk-heid van het ontslag, in goede justitie vermeent te behoren, met veroordeling van Kappé in de proceskosten. 3.2 [eiser] heeft het volgende aan zijn vordering ten grond-slag gelegd: [eiser] is door Kappé in zekere zin versleten, afgedankt en vervolgens opgeruimd. Zo kan en mag een fatsoenlijk werkgeefster echt niet met mensen omgaan. [eiser] verwijt Kappé dat hij jarenlang heeft moeten werken onder slechte arbeidsom-standigheden en dat Kappé, toen [eiser] daardoor ziek was geworden, niet serieus heeft geprobeerd hem binnen haar organisatie weer aan het werk te krijgen, terwijl dat gemakkelijk had gekund. [eiser] heeft in1999 al gevraagd om bij Kappé op de receptie te mogen gaan werken, maar dat werd geweigerd. Korte tijd later werd voor die door [eiser] voorgestelde en gewenste functie door Kappé een uitzendkracht aangenomen. Vervolgens heeft Kappé ook nog eens de arbeidsovereenkomst, na verkregen toestem-ming, opgezegd zonder zich te bekommeren om de financiële gevolgen voor [eiser]. Een vergoeding berekend volgens de kantonrechtersformule ad in €73.186,00 bruto is alleszins redelijk en zelfs aan de bescheiden kant. 4. Het verweer Kappé heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Zij heeft het volgende aangevoerd: Al in de jaren '80 is door Kappé verregaand rekening gehouden met de gezondheids-klachten van [eiser]. [eiser] hoefde in tegenstelling tot zijn collega's gedurende langere perioden alleen in dagdiensten te werken met volledig behoud van de onregelmatig-heidstoeslag. Kappé heeft wel degelijk gezocht naar andere passende werkzaamheden, maar heeft geen passend werk kunnen vinden. [eiser] heeft diverse alternatieven afgewezen. In de parfum- en drogisterijwinkels hangt altijd een parfumlucht. Daarom heeft Kappé [eiser] voorgesteld in de brillenwinkel te gaan werken. De functie van receptionist was ten tijde van het dienstverband met [eiser] niet vacant. Bovendien zou [eiser] op de locatie van deze functie ook worden blootgesteld aan parfumlucht. Noch de bedrijfsarts noch het CWI hebben reïntegratie mogelijk geacht. Kappé heeft gedurende 52 weken 100% van het salaris doorbetaald. Kappé heeft zorggedragen voor een WAO-gat verzekering. Kappé heeft [eiser] langer in dienst gehouden dan zij verplicht was. Zij had al op 26 december 2000 ontslagvergunning kunnen vragen, maar heeft dat pas op 21 november 2001 gedaan. Nu een causaal verband ontbreekt tussen de arbeidsomstandigheden bij Kappé en de arbeidsongeschiktheid van [eiser], het niet slagen van reïntegratie aan Kappé niet is toe te rekenen, bij Kappé geen passende werkzaamheden voorhanden zijn, de toekomstper-spectieven van [eiser] niet slecht zijn en Kappé eerst het loon volledig heeft doorbetaald en daarna [eiser] langer in dienst heeft gehouden dan waartoe zij strikt genomen gehouden was, is Kappé van oordeel dat de opzegging niet kennelijk onredelijk is en er geen rechtvaardige gronden aanwezig zijn voor een vergoeding. 5. De beoordeling van het geschil 5.1 Blijkens zijn stellingen maakt [eiser] aan Kappé niet het verwijt dat hij ten gevolge van de werkzaamheden bij Kappé arbeidsongeschikt is geworden door blootstelling aan nicotine en prikkelende gassen en dampen, hetgeen volgens zijn stelling ter comparitie ook niet is aan te tonen, maar verwijt hij Kappé dat zij onvol-doende heeft gedaan om [eiser] te rehabiliteren en onvoldoende rekening heeft gehouden met de financiële gevolgen van het ontslag voor [eiser]. 5.2 Alle omstandigheden tegen elkaar afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat geen sprake is van een kennelijk onredelijke beëindiging van het dienstver-band door Kappé op grond van het volgende. 5.3 Het is inherent aan het werken in een parfumeriewinkel dat men wordt blootgesteld aan prikkelende gassen en dampen. Dat betekent dat Kappé, nu vast staat dat [eiser] beter af is in een ruimte waar hij geen kans loopt op die blootstelling, gelet op haar bedrijfsvoering beperkt is in haar mogelijkheden om [eiser] te reïntegreren. De functie in de brillenwinkel, hoewel eerst passend geacht, werd uiteindelijk toch weer niet passend geacht voor [eiser]. Daarvoor valt Kappé geen verwijt te maken. Voorts is gebleken dat Kappé in het verleden reeds rekening heeft gehouden met de gezondheid van [eiser] door hem toe te staan alleen in dagdiensten te werken, terwijl hij wel zijn onregelmatigheidstoeslag behield. De functie van receptionist was, zoals door Kappé onweersproken is gesteld, tijdens het dienstverband met [eiser] niet vacant. Bovendien is eveneens niet weersproken dat [eiser] ook in die functie zou worden blootgesteld aan parfumluchten. Kappé heeft derhalve wel gedaan wat in haar vermogen lag om rekening te houden met de gezondheidsklachten van [eiser], maar was gelet op diens gezondheidsklachten en de aard van haar bedrijf beperkt in haar mogelijkheden tot reïntegratie. 5.4 Ook het feit dat aan [eiser] geen afvloeiingsregeling is aangeboden maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk. Kappé heeft steeds aan haar verplichting tot doorbetaling van het loon voldaan en heeft bovendien langere tijd dan vereist gewacht met het verzoeken van de ontslagvergunning. 6. De slotsom en kosten De vordering wordt afgewezen. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proces-kosten worden veroordeeld. 7. De beslissing De kantonrechter: Wijst de vordering af. Veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Kappé begroot op €1.450,00 aan salaris voor de gemachtigde. Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het open-baar uitgesproken ter terechtzitting van 4 juni 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.